De Buurtoren

Home » Het Gilde » Luidplekken » Buurtoren

De Buurkerk is de oudste van de vier middeleeuwse parochiekerken. De kerk werd waarschijnlijk al in de tiende eeuw opgericht in de handelswijk Stathe, het sociale en economische middelpunt van de stad tussen de Oudegracht en Zadelstraat. Ze speelde dan ook een belangrijke rol in het stadsleven: de stadsraad had er een eigen kapel, diverse gilden hadden er een altaar en twee burgemeesters waren er vanuit hun functie kerkmeester. Ook in de klokken is dit duidelijk terug te zien, want in een aparte klokkenstoel boven de gewijde kerkklokken hangen twee ongewijde stadsklokken: de Banklok en de Waakklok.

Nadat de eerste Buurkerken door stadsbranden waren verwoest, werd rond 1280 de huidige kerk gebouwd. Deze werd in de eeuwen erna vergroot tot een enorme hallenkerk. Na de Reformatie werd de kerk toegewezen aan de protestanten. Het koor werd vervolgens afgebroken en hier werd de Choorstraat aangelegd. Ook de Buurkerk kwam niet ongeschonden uit de storm van 1674: het hoge middeleeuwse dak stortte in, waarna het vervangen werd door drie lagere kappen. In 1975 werd de kerk buiten gebruik gesteld vanwege het afnemende aantal kerkgangers. Na een grondige restauratie betrok het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement (tegenwoordig Museum Speelklok) de kerk.

 

Geschiedenis tot 1600

De huidige toren werd vanaf 1370 gebouwd en nog tijdens de bouw werden de drie grote kerkklokken en de twee stadsklokken vanuit de oude toren overgebracht. Pas daarna werd deze in 1388 afgebroken. Toen de onderbouw van 34 meter hoog rond 1410 gereed was gekomen, stokte de bouw. De geplande achthoekige lantaarn zou er nooit komen en de toren is tot de dag van vandaag voorzien van een ‘noodkap’. Rond 1450 werd er een koepeltje op de toren gebouwd waarin de Waakklok werd gehangen, de kleinste van de twee stadsklokken. Deze kondigde het openen en sluiten van de stadspoorten aan. In 1541 werd de klok vervangen door een nieuw exemplaar van de Utrechtse klokkengieter Jan Tolhuys. Na de storm van 1674 kreeg het koepeltje van de klok de huidige kenmerkende vorm.

De grootste en belangrijkste stadsklok was de Banklok. Besluiten en vonnissen waren pas rechtsgeldig na het luiden van deze klok, die ook bij storm en brand tot klinken werd gebracht. De eerste vermeldingen van een dergelijke klok komen uit de vroege vijftiende eeuw, toen er diverse barsten ontstonden. De Utrechtse klokkengieter Willam Butendiic goot in 1428 een nieuw exemplaar, dat door het stadsbestuur vanwege de slechte klank werd afgekeurd en datzelfde jaar nog opnieuw gegoten werd. De Banklok van zijn zoon Steven zou de eeuwen trotseren en hangt sinds 1471 in de Buurtoren. De installatie gaf klaarblijkelijk moeilijkheden, want er moest een flink gat in het gewelf onder de torenkap gemaakt worden. De zware klok eiste ook zijn tol aan de klokkenstoel, die in 1477 vervangen moest worden door een steviger exemplaar. 

Tolhuys had enkele jaren eerder reeds opdracht gekregen om de twee grootste kerkklokken te vergieten. In 1534 vervaardigde hij de nieuwe en zwaardere Mariaklok en Michielklok, die eveneens in een nieuwe en steviger klokkenstoel werden gehangen. De Michiel brak in 1542 en werd in dat jaar opnieuw gegoten door Tolhuys. In 1545 had hij bovendien een Salvatorklok geleverd, die hij niet zelf gegoten had maar als betaling van een bestelling elders had aangenomen. Wel goot hij in 1552 de Agniet, die als kleine klok aan het gelui werd toegevoegd. In 1556 verdween ook de oude lof- of Kruisklok in zijn smeltkroes en goot hij de Andreasklok. De kleinste aanwezige klok was de Pontiaen, waarvan geen gieter bekend is. Hiermee had de kerk aan de vooravond van de Reformatie een kerkgelui van maar liefst zes klokken, passend bij de grote kerk met maar liefst 8.000 parochianen op een stadsbevolking van 30.000 mensen.

 

Geschiedenis van 1600 tot 1980

De Reformatie ging niet ongemerkt aan de Buurtoren voorbij en enkele kanonskogels uit de burcht Vredenburg raakten zelfs de toren. Later zijn er ter herinnering hieraan enkele kogels ingemetseld in de torenwand. In de zeventiende eeuw werd de Agniet verkocht aan de hervormde kerk in Vreeswijk (1682), de Salvator aan de gemeente Amerongen (1684) en de Pontiaen aan familie van geschutgieters (1687). Zelfs de Banklok was bijna verkocht. De klok werd in 1714 naar beneden getakeld en zou aan Amsterdam verkocht worden, maar de koop werd op het laatste moment afgeblazen. De klok kreeg daarna een nieuwe (lagere) plek bij de drie kerkklokken. De Andreas werd in de negentiende eeuw naar de Jacobitoren overgebracht.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de Maria-, de Michiel- en de Waakklok op 4 februari 1943 uit de toren verwijderd en afgevoerd; alleen de Banklok mocht blijven. Het mag een wonder heten dat al deze klokken na de oorlog terugkeerden. Dat duurde voor de Mariaklok enkele jaren langer, aangezien deze een enorme scheur had opgelopen. De Michielklok werd aan het zwaar getroffen Wageningen geschonken, dat geen enkele klok meer bezat. De Maria werd in 1961 in de Jacobitoren gehangen en de Waakklok ging als kerkklok naar de Nicolaïtoren. Zo bleef het koepeltje op de toren leeg en had de ooit zo rijkelijk bedeelde toren slechts één klok over.

Geschiedenis van 1980 tot heden

Het lege koepeltje was velen een doorn in het oog en stukje bij beetje ontstond het plan om het Buurgelui uit de zestiende eeuw te herstellen. Vanuit het UKG werd in 1991 de Stichting Luidklokken Fonds Stad Utrecht opgericht en door het vrijkomen van de klokken uit de Jacobikerk konden spijkers met koppen worden geslagen. De Waakklok keerde terug in het koepeltje (2001) en luidt sindsdien van maandag tot en met zaterdag elektrisch om 7:55 en 21:55 uur. De Banklok werd weer gehangen op zijn oorspronkelijke plaats hoog in de toren. De prachtige klank is iedere zaterdag te horen. Dan wordt de klok door een luider van het UKG tot klinken gebracht om de werkweek af te sluiten; ook wordt de klok voor raadsvergaderingen geluid.

Het kerkgelui reconstrueren had heel wat voeten in de aarde. De aan Wageningen geschonken Michielklok kon moeilijk teruggevraagd worden en was bovendien verstemd om bij het carillon te passen. Ook Vreeswijk wilde de Agniet, die al eeuwen uit Utrecht weg was, liever niet kwijt. Men besloot daarom om naast de Andreas- en de Mariaklok van Tolhuys de Mariaklok van Van der Borch (1559) op te hangen. Deze klok hing oorspronkelijk bij het carillon van de Nicolaïkerk en was in 1961 in de Jacobitoren geplaatst. In 2004 kwam hier de Bertkenklok van Petit & Fritsen bij, de gildeklok van het UKG. In 2018 werd het gelui met het gieten van de Pontiaan&Agnesklok en de Catharina-Amaliaklok van Simon Laudy op zestiende eeuwse sterkte gebracht dankzij de inspanningen van de jeugdleden van het UKG.

Klokken

Stadsgelui:

Naam Klok Slagtoon Ø [cm] Gewicht [kg.] Gietjaar Gieter
Banklok  Bes 0 165,5 2600 1471 Steven Butendiic
Waakklok  A 1 90,5 450 1541 Jan Tolhuys

Kerkgelui:

Naam Klok Slagtoon Ø [cm] Gewicht [kg.] Gietjaar Gieter
(Grote) Maria  Des 1 152 2200 1534 Jan Tolhuys
(Kleine) Maria Es 1 127 1300 1559 Antonis v.d. Borch
Andreas F 1 120 1150 1556 Jan Tolhuys
Bertken As1 101 641 2004 Petit & Fritsen
Pontianus & Agnes  C 2  74  259 2018 Simon Laudy
Catharina Amalia  Des 2  69  208 2018 Simon Laudy

Bron (met uitzondering van de Bertkenklok, de Catharina Amalia en de Pontianus & Agnes): Klokken van stad Utrecht Deel 1 door Johan van den Hurk en Frank Rung

Uitgebreide informatie over de klokken vind je hier.

Word klokkenluider

Wil je ook de klokken van Utrecht luiden? Word hier lid van het Utrechts Klokkenluiders Gilde

Opmerking
Opmerking
Hoe zou je deze pagina willen beoordelen?
Heb je een opbouwende opmerking?
Volgende
Laat je e-mailadres achter als we contact met je mogen opnemen over je feedback
Terug
Inzenden
Bedankt voor het achterlaten van je opmerking!