De Nicolaïkerk
De Nicolaïkerk, in de volksmond ook wel de Klaaskerk genoemd, grenst aan het Centraal Museum. De kerk is een van de vier parochiekerken in Utrecht en heeft zijn naam te danken aan Sint Nicolaas (beschermheilige van de schippers) door zijn ligging op een knooppunt van waterwegen. De kerk was ooit centrum van een grote parochie, waartoe ook de plaatsen De Bilt en Vechten behoorden. Tegenwoordig is dit monument in gebruik bij de protestantse gemeente Nicolaïkerk, die halverwege de jaren tachtig is ontstaan uit de wijkgemeenten rond de voormalige gereformeerde Zuiderkerk en de hervormde Julianakerk.
Historie
De oorsprong van de Nicolaïkerk is onbekend. De oudste kerk was in tufsteen gebouwd, de Romaanse stijlkenmerken doen een datering rond 1100 vermoeden. Al werd de kerk in de eeuwen daarna regelmatig vergroot in gotische stijl, toch bleven belangrijke delen van de eerste kerk zichtbaar aanwezig. Opvallend zijn de twee Romaanse torens, het enige dubbel torenfront dat in Utrecht behouden bleef. Het is goed te zien dat de torens niet gelijktijdig tot stand kwamen. De zuidelijke toren diende als baken bij het graven van de vaarweg de Vaartse Rijn, zeker na 1122.
Parochianen en buurtbewoners voorkwamen na de Reformatie van 1580 afbraak van de westelijke torens door een uurwerk met klokkenspel aan te schaffen. De zuidelijke toren werd daarvoor speciaal verhoogd, eerst met baksteen gevolgd door een houten klokkenkoepel. Het uurwerk bleef behouden en staat in de kerk opgesteld, het is het oudste Utrechtse uurwerk én het eerste in Nederland waarin een speeltrommel werd geïntegreerd. De speelklokken waren ongetwijfeld niet al te zuiver en konden in 1657 vervangen worden door een Hemony-carillon dat nog altijd uitmunt in zuiverheid en geliefd is in de buurt rondom de Nicolaïkerk.
In 1674 waait de spits af van de noordelijke toren, de zuidelijke toren met haar carillon bleef gespaard.
Van de oorspronkelijke luidklokken is er geen bewaard gebleven. In 1445 hergoot Willam Butendiic met zijn zoon Ricout twee grote klokken. In 1538 deed Jan Tolhuys hetzelfde met de Nicolaas- en Vrouwenklok welke resp. 1485 en 2514 pond bleken te wegen. Naast deze klokken was er sprake van een Kruisklok. Ook waren er twee kleine klokken. Op het koor (in een ‘cleyn toerntgen’ of dakruiter) hing een ‘misklokje’ dat in 1487 door Gobel Moer werd geleverd en dat 128 pond woog met klepel van 11 pond.
Samenvattend beschikte de Nicolaïkerk over drie grote en twee kleine klokken, én op het koor een misklokje. Zelfs een luidschema is bewaard, er was sprake van ‘grote’ feestdagen, Aposteldagen en Zondagen. De koster wist precies welke klokken hoelang moesten klinken in 5, 4 en 3 luidpozen.
Al deze klokken gingen verloren.
De huidige luidklok Martinus dateert van 1573, blijkens haar opschrift komt ze van elders, de klokgieter (Willem Wegewaert) was vooral actief in oost Nederland. Vermoedelijk maakte ze deel uit van een partij van vijf klokken welke in 1591 door klokgieter Hendrick Both vanuit Zutphen naar Utrecht werd getransporteerd met als doel omgesmolten te worden. Ongetwijfeld kan een klok geruild zijn met een (inmiddels gebarsten?) klok van de Nicolaïkerk.
Een andere klok was de kleine Maria-klok van 1559. Deze klok was pas vanaf 1798 slagklok op de zuidelijke toren. Van 1961 tot 1993 hing ze als luid- slagklok op de Jacobitoren en sinds 2002 als luidklok op de Buurtoren. De herkomst van deze klok stelt ons voor raadsels, mogelijk was ze ooit als luidklok voor de Janskerk gegoten door Anthonius de Borch welke zich in 1559 in Utrecht vestigde.
In de noordelijke toren bleef de Martinusklok van 1573 de kerkdiensten opluisteren. In 1961 werd in de zuidelijke toren de Waakklok van de Buurtoren geplaatst welke terugkeerde van de klokkenvordering van 1943. Het oude uurwerk moest daarvoor wijken en verhuisde naar het Rijks Musuem in Amsterdam maar keerde gelukkig terug 10 jaar geleden terug.
In het kader van het klokkenplan Stad Utrecht zou de Waakklok terugkeren naar de Buurtoren. Voor dit haar beslag kreeg werden voor de Nicolaïkerk in 1997 vier nieuwe klokken gegoten bestemd voor de zuidelijke toren, ze kregen hun plaats in een geheel nieuwe klokkenstoel, een uniek ontwerp van architect H.J. Scholte. De klokken kregen de slagtonen bes1, c2, des2 en f2 en harmoniëren met de oude Martinusklok (f1). De namen van de nieuwe klokken volgden een oude traditie : Salvator, Maria, Nicolaas en Joannes Baptist. Aldus verwierf de Nicolaïkerk een muzikaal uniek en zeer welluidend gelui.
Sjoerd van Geuns,
5 sept. 2016
Klokken
Naam klok | Slagtoon | Gieter | Gietjaar |
Martinus | F1 | Wegewaert | 1573 |
Salvator | Bes1 | Petit&Fritsen | 1997 |
Maria | C2 | Petit&Fritsen | 1997 |
Nicolaas | Des2 | Petit&Fritsen | 1997 |
Johannes Baptist | F2 | Petit&Fritsen | 1997 |
De klokken van deze kerk worden elektrisch geluid omdat de luidruimte (via een eeuwenoude wenteltrap bereikbaar) weliswaar gemakkelijk toegankelijk is, maar geen intensief gebruik door klokkenluiders verdraagt. Het UKG heeft in overleg met gebruiker (Nicolaïkerk) en eigenaar (Gemeente Utrecht) een luidschema opgesteld.
Word klokkenluider
Wil je ook de klokken van Utrecht luiden? Word hier lid van het Utrechts Klokkenluiders Gilde
Meer informatie | Kerken Kijken Nicolaïkerk | |
Gebruiker(s) | Protestantse gemeente Nicolaïkerk | |
Monumenten nummer | 36380 | |
Locatie | Zie hier |