Klokken Buurtoren
De Buurkerk is de oudste van de vier middeleeuwse parochiekerken. De kerk werd waarschijnlijk al in de tiende eeuw opgericht in de handelswijk Stathe, het sociale en economische middelpunt van de stad tussen de Oudegracht en Zadelstraat. Ze speelde dan ook een belangrijke rol in het stadsleven: de stadsraad had er een eigen kapel, diverse gilden hadden er een altaar en twee burgemeesters waren er vanuit hun functie kerkmeester. Ook in de klokken is dit duidelijk terug te zien, want in een aparte klokkenstoel boven de gewijde kerkklokken hangen twee ongewijde stadsklokken: de Banklok en de Waakklok. Lees hier meer over de klokken van de Buurtoren.

In onze moderne tijd is het moeilijk zich een samenleving voor te stellen zonder telefoon, radio of televisie. Toch beschikte de middeleeuwse samenleving over een effectief communicatiemiddel: Zo had ook de stad Utrecht haar “Banklok”.
Reeds vroeg in de 15de eeuw werd ze al vermeld. Ze hing vanouds in de Buurtoren omdat de stad Utrecht in die dagen niet over een stadhuis beschikte en omdat de raadsleden van de stad deels zitting hadden in het parochiebestuur van de Buurkerk. De Banklok gold voor het stedelijk rechtsgebied, de “stadsban”, welke ongeveer halfweg de Biltstraat eindigde en gemarkeerd was door een symbolische poort.
De Banklok kende tal van belangrijke functies in de Utrechtse samenleving, zoals het op vaste tijden bevestigen van raadsbesluiten, en nieuwe burgers “ter clocken uutcondighen”. Ook eigendomsoverdrachten werden clocken gheluut”, “onbeluut” hadden ze geen rechtsgeldigheid. Tal van keuren en publicaties liet de stad in een als “luyboeck” aangeduid register vastleggen.
De Banklok onderstreepte het gezag van het rechtsprekende college, een eventuele misdadiger moest zich “voer die clocke” verdedigen. Zelfs bij vrijspraak kon hij veroordeeld worden in de onkosten van de rechtsgang zoals het luiden van de Banklok! De Banklok functioneerde ook als stormklok en bij tal van vijandigheden, dreigingen van buiten af of bij interne politieke onlusten die de stad in die dagen kenmerkten.
Zo had de raad in 1455 44 bekkenslagers benoemd die verspreid over de stad woonden. Zij moesten bij oproer als eerste alarm slaan waarna een parochieklok òf de Banklok het alarm overnam. In 1483 bepaalde het stadsbestuur, dat na geven van dit alarm “een ygelyck ter muren loipen sell, alleens off men die banclocke sloege”; weerbare burgers moesten zich ter stond verzamelen waarbij verzuim bestraft werd.
Het spreekt voor zich dat de luiders van de Banklok politiek betrouwbaar moesten zijn. Immers, zij dienden te luiden voor al dan niet gewenst alarm bij interne politieke onlusten. Toen Karel V in 1528 een einde maakte aan de stedelijke vrijheid werd het gebruik van de Banklok onder hoger gezag geplaatst en misbruik werd bestraft (“dat zoude men terstont mitten sweerde aen hoeren liven rechten”).
De betekenis van de Banklok nam na 1528 snel af. Alleen als brandklok bleef ze in functie tot ongeveer 1912. Tot dat jaar waakten toren- en brandwachters over Utrecht vanaf de weergang op de Buurtoren. Haar huidige functie is vooral (sinds 1980) het einde van de werkweek aan te kondigen op zaterdag, om 17.01 uur (winkelsluitingstijd). Ze luidt nu voorafgaand aan gemeenteraadsvergaderingen, op nationale feestdagen en soms nog bij de installatie van een burgemeester.
De Utrechtse Banklok werd gegoten door de Utrechtse klokkengieter Steven Butendiic, bijgestaan door zijn broer Aernt, in 1471 “op die octavo van Onser Vrouwen Assumptio” (15 aug, Maria – Hemelvaart). Ze werd een maand later reeds ingebruik genomen op “St Mattheus des avonts te 5 uren”. Ze weegt “5700 pont ende 30” (= ca 2600 kilo) en is zelfs in onze tijd een grote klok te noemen. Ze is in de hele binnenstad te horen.
Banklok met opschrift (eerste regel)
Op vijf van de zes kroonarmen zijn misdadigerskoppen afgebeeld. De zesde kroonarm is leeg en was als afschrikwekkend voorbeeld gereserveerd, je was in ieder geval gewaarschuwd! Verder sieren een aantal figuurreliëfs de flank van de klok, onder andere de Aanbidding der Driekoningen. De onderdoorsnede van de klok meet 166 cm, ze klinkt in de toon Bes°.
Muzikaal geldt ze als een der fraaist klinkende klokken van ons land, historisch is ze voor de Utrechtse geschiedenis van grote betekenis.
Andere steden die nog over een stadsklok beschikken zijn ondermeer Den Bosch, Delft, Dordrecht, Haarlem en Antwerpen (2x), Doornik en Gent.
Literatuur:
De bouwgeschiedenis van de Buurkerk te Utrecht
Auteur : Th. Haakma Wagenaar, 1935
Klokgegevens :
Diameter : 166cm.
Slaglijn : 1320mm. circa
Kop. Bi.bo. : 869mm.
Slagring : 115, 113, 112, 115mm
NW, NO, ZO, ZW
Slagvlak noord : 108mm. / Slagvlak zuid : 107mm.
Dien ten gevolge zweeft de klok bij uitklinken enig, karakteristiek bij Butendiic-klokken.
Geschat gewicht ruim 2600 kilo, (5730 ponden).
Slagtoon bes0 – 22cents ( a=440HZ. )
Klankanalyse : (SvGeuns, 1990)
Grote terts | Bes -80/-70/-63 ( in sept. 2006 ) |
Priem | Bes0 -17 |
Terts | Des1 + 6 |
Kwint | F1 -110 |
Octaaf | Bes1 – 22 |
Deciem | D2 – 16 |
Duodeciem | F2 – 18 |
Sextiem | G2 + 10 |
Dubbel Octaaf | Bes2 + 48 |
Kwart | Es3 |
Opm. SvG.:
De klok wordt alom geprezen om haar klankzuiverheid, de duidelijk hoorbare zwevingen zijn karakteristiek bij Steven Butendiic.
Randschrift :
Opschrift geheel gesteld in gotische minuskels (circa 30 mm.) als volgt:
1ste regel :✗ ◉ vox ego sum crifti prohibens qđ non posuisti ☘ tollere que scisti tua non fore cur rapuisti ☘ hinc tibi pena grauis reboo iuftifqz suauis ⚜ anno dnî m° cccc° lxxj°
2<supde< sup=””> regel: recht te doen ◊ daer op west coen ◊ dat niit te laten ☘ het sterket die goei ◊ die quaei neemt hoei ◊ ende moet hem zaten ✗ zweer van denmerken heft mi doen maken ☘ steven butendiic
(bij ’…doen maken…’ is de overgang naar incomplete 3de regel.)</supde<>
Bijzonderheden (SvG):
✗ = wijdingskruisje type Butendiic ( Geerte, Brielle, Naarden, Zweins e.a. )
◊ = liggend ruitje
☘ = motiefje driebladig+steeltje
⚜ = franse lelie
◉ = soort van zegel / muntstuk
qđ = afkortingsteken boven d
dnî = afkortingsteken staat boven i
m⁰ / cccc⁰ / lxxj⁰
crifti = bedoeld is hier christi
Behoudens de eind-‘ss’ zijn de letters s van het lange type.
Sierringen
– Zeer spaarzaam, drie paar sierringen waar tussen twee regels van het randschrift. Het onderste paar is doorbroken t.b. van het medaillon
– Op de faussure een wolm.
– Aan de lip en op de kop géén enkele sierring.
Sierfriezen
– Een staande eikenbladfries aan weerszijde een klein blad als motiefelement, repeterend per 63mm., hoog 55mm.
Aan voor- (met 1 1/3 element) én achterzijde (met 4 elementen) wordt dit ritme onderbroken door een hoger en ander type fries bestaande uit gebonden kleine bogen daarboven franse lelies, 3 lelies per element. Een soortgelijke lelie is ook opgenomen in het randschrift als woordscheiding.
– Aan voorzijde staat direct boven de munt aan het begin van het randschrift een lelie door de bovenste sierring.
Onduidelijk is waarom schijnbaar plotseling een ander sierfries is toegepast.
Reliëfs op de flank
Aan de voorzijde treffen we een 4-tal reliëfs en een muntafdruk (?) aan. De plaatsing van de elementen komt archaïsch over.
1. Medaillon (118.5mm.) voorstellend de kruisiging, doorsnijdt de onderste dubbele sierringen en markeert het begin van de tweede tekstregel. Links onder daarvan :
2. Medaillon (90mm.) voorstellend ‘Aanbidding der Driekoningen’. Rechts daarvan na ‘steuen butendiic‘ :
3. Medaillon (120mm.) met afbeelding ‘Verzoeking in de Woestijn (naar S. Muller Fz.)
4. Rechthoek (82mm. breed, 66mm. hoog) met afbeelding van de ‘Geboorte van Christus’ , daaronder zien we vaag :
5. Muntafdruk (22mm.) niet herkenbaar om welke munt het gaat.
Kroon
– Geheel traditioneel van vorm. Vijf van de zes kroonarmen zijn voorzien van grillige koppen (welke haast doen denken aan Jeroen Bosch), ieder kopje is uniek. De klokgieter deed dit ook bij andere van zijn klokken. Eén enkele kroonarm is niet van een kopje voorzien, traditioneel wordt gezegd dat dit de ‘uitbanning’ uitbeeld.
– De kroon staat niet nauwkeurig gecentreerd waardoor het wijdingskruisje circa 15 cm. naar links verschoven staat. De enkele kroonarm zit boven ‘ego’ / ‘neemt’ van het randschrift.
Klokprofiel:
Alle kenmerken van een Butendiic-profiel zijn aanwezig. Opvallend zijn daarbij dat de trekmal duidelijke kenmerken vertoond waaruit blijkt dat bij de constructie van het profiel gebruik gemaakt is van de segmentenmethode, dit uit zich in duidelijke horizontale oneffenheden. Butendiic werkte niet heel nauwkeurig daarom dat de klank bij zijn klokken zwevingen laten horen, kenmerkend voor Butendiic-klokken dus .
Overige bijzonderheden :
– Archivarisch is veel gedocumenteerd rond de ingebruikname en toonhoogte.
– In de periode 1714 / 1721 was de klok afgetakeld met als doel ze te verkopen. Men zag daarvan af en vanaf 1721 tot 1942 hing de klok het tussen de kerkklokken in het middelste luidvak in een oud paar steltlagers en nog steeds aan een rechte houten luidbalk (foto). In de periode 1942 tot 1961 was de klok niet luidbaar. Vanaf 1961 tot 2002 hing de klok precies in het midden van de toren als enig luidklok. Ze luidde op een motor, sinds 1980 iedere zaterdagmiddag om 17.00uur. In 2002 werd de klok weer opgetakeld naar de plek die ze in 1714 had verlaten, de klok bleef hangen aan de luidbalk van 1961. Ze luidt iedere zaterdagmiddag én sindsdien ook ter aankondiging van Raadsvergaderingen,inmiddels op handkracht.
– Beschadiging aan de lip (170 x 30mm.) middenvoor, daar heeft de klepel van de Maria-klok de slagrand geraakt. Beide klokken hingen in de periode 1721-1942 te dicht op elkaar. Ook de Maria-klok heeft op deze wijze een beschadiging opgelopen.
– Een oude gesmede klepel is nog aanwezig.
– De klok heeft de toren nooit verlaten.
– De klok van grote cultuurhistorische betekenis voor de Stad Utrecht, de klok symboliseerde de Stedelijke Vrijheid. Klokkenkundig is ze hoogst interessant en merkwaardig, ze geldt als belangrijkste klok van het oeuvre van Steven Steven Butendiic als is ze niet zijn grootste klok.
2016SvGeuns
In 1535 voelde men een behoefte aan een zwaardere raads- of waakklok met een verder dragend geluid. De raad bepaalde zelfs “dat men voortaan een groet Waeckclock des avonts luden sell”, maar het wordt niet duidelijk op welke klok men doelde. Waarschijnlijk was de oude al uit het torentje op de torenkap verdwenen, aangezien Jan Tolhuys in 1541 een geheel nieuwe, dus niet hergoten waakklok leverde met een gewicht van 929 pond. Hiertoe kocht hij 904 pond klokspijs en 25 pond tin te Amsterdam. als gietloon ontving hij 2 £ en 10 schelling voor elke 100 pond en het burgerschap. In de week na Translatio Martini 1541 (4 juli) werd zij in het torentje aangebracht, waaruit de timmerman eerst enige karbelen moest weghakken omdat de klok niet kon overgaan.
De klok was bedoeld als kerkklok. In het randschrift staat de naam salvator vermeld, maar de klok bleek qua toonzetting niet in het kerkgelui te passen en werd door de kerkmeesters van de Buurkerk afgekeurd. Het gemeentebestuur heeft de klok toen overgenomen en sindsdien hing hij als nieuwe (wereldse) Waakklok in een aparte torenspits die de houten opbouw van de toren (de berchvrede) bekroonde. Dit ‘torentje op de toren’ overleefde vreemd genoeg de stormramp van 1 augustus 1674 die een verwoestend spoor door Utrecht trok en de ‘skyline’ van de stad voorgoed veranderde. Omdat de spits overeind is gebleven heeft ook de Waakklok de storm overleefd. In 1678 werd de torenspits vervangen door de huidige koepel.
Bij de klokkenvordering in de Tweede Wereldoorlog werd ook de Waakklok afgevoerd naar Duitsland, kwam na de oorlog weliswaar terug in Utrecht maar werd niet meer in de torenkoepel opgehangen. In 1961 werd de klok geplaatst in de zuidertoren van de Nicolaïkerk, waar hij tot 1997 dienst heeft gedaan als kerkklok. In 1997 werd hij, in het kader van het “Utrechts Klokkenplan” uit de toren verwijderd en opgeslagen in afwachting van herplaatsing in de Buurtoren. Op 17 oktober 2001 heeft dat zijn beslag gekregen en werd de klok feestelijk teruggeplaatst op zijn eigen plaats in de koepel.
Sinds 15 juli 2002 heeft deze klok, nu uiteraard symbolisch, zijn oude taak weer opgepakt. Om 7.55 uur en om 21.55 uur wordt de klok van maandag tot en met zaterdag kort (gedurende 2 minuten) geluid. Daar hoeft geen klokkenluider voor naar de toren te komen omdat de Waakklok wordt geluid met een motor die via een tijdklok wordt gestuurd.
Uit het randschrift van de waakklok blijkt dat hij eigenlijk bedoeld
was als salvator in het kerkgelui.
(foto: Dick van Dijk, 2001)
Klokgegevens
Diameter : 905mm
Gewicht : 433 kg. (opgave Hans Lachemeijer)
Slagtoon : a1 -57
Klankanalyse (SvGeuns, 29 sept. 2003)
Gr.t. – 74
Priem – 40
Ter – 45
Kwin – 45
Oktaaf a2 – 57
Klokkengieter
Op grond van uiterlijke kenmerken en gietjaar is de klok zonder twijfel toe te schrijven aan de Utrechtse klokkengieter Jan Tolhuys.
Randschrift
+ VIGILA (O) SVPER (O) NOS (O) ETERNE (O) SALVATOR (O) ANNO (O) DOMINI (O) M (O) CCCCC (O) XLI
+ wijdingskruisje
(O) locatie van een kopje, gelijkend op die van de kleine Maria-klok 1559.
– Lettertype : een zwierige kapitaal
– De letters van het randschrift zijn (te) klein t.o. van het ritme van de sierringen, als gevolg van de kleine letter staan de woorden ruim
Sierfries
Renaissance motief voorzien van medaillon met naar links kijken kop.
Sierringen
– Kop : niet zichtbaar op foto
– Schouder : Twee dunne sierringen waartussen het sierfries, twee zware sierringen waartussen het randschrift, gevolgd door een dunne sierfries. Het opschrift staat tussen twee heel lichte hulplijntjes.
– Faussure : traditioneel schema twee gekeelde banden waar tussen een gekeelde graad.
– Lip : traditioneel schema, onder eerst een sierring daarboven een gekeelde band.
Kroon
Geheel traditioneel van vorm. De kroon armen zijn voorzien van drie verticale lijnen ‘stijl Tolhuys’.
Overige bijzonderheden
– De klok verving een kleinere Waakklok, ze staat in Utrecht bekend als Waak- Raads- én Kermisklok. Kort na 1900 ‘barstte’ de klok bij het inluiden van de Utrechtse Kermis omdat de schooljongens te hard aan het touw trokken …
– Tot 1942 hing ze op de Buurtoren, gevorderd maar bleef behouden. Maar werd niet meer opgehangen.
– Rond 1961 werd ze luidklok in de zuidelijke Nicolaastoren. In 1997 werd ze daar weer verwijderd.
– In 2002 gelast in Nördlingen (Hans Lachenmeijer) nadat was gebleken dat de klok zeer matig van klank was. Een scheur of barst werd niet gevonden. Na het oplassen van de slagvlakken klink de klok voortreffelijk.
– In 2002 werd de klok weer teruggeplaatst in de koepel van de Buurtoren en luidt dagelijks ‘s (morgens en ‘s avonds) enkele minuten.
2016SvGeuns
foto N. Stap
Klokgevens :
Slagtoon : Des1
Diameter : 151cm
Gewicht: 1976 kg
In 1534 besloten de Kerkmeesters van de Buurkerk twee grote klokken te laten gieten die gewijd werden aan Maria en Michiel. Jan Tolhuys werd de opdracht gegund. Vanaf 1542 mocht hij zich stads klokken- en geschutsgieter van Utrecht noemen. Contractueel diende hij beide klokken te leveren op woensdag 12 augustus 1534 = voor Maria Hemelvaart. Bekend is dat de nieuwe klokken werden ‘gekerstend’, dat wil zeggen gewijd. Op de Michiels-klok rustte geen zegen: al in 1542 werd ze na gebarsten te zijn door Tolhuys hergoten.
Als bijzonderheid is op te merken dat de Maria-klok met haar diameter 1510 mm en gewogen gewicht van 1976 kilo de grootst bekende klok is van Jan Tolhuys. Met deze klok maakte hij zijn entree in het Utrechtse. Ofschoon het gietwerk van de klok te wensen overlaat, klinkt ze voortreffelijk. Ze kan in klank en toon een vergelijking met even grote Joannes Baptista-klok in de Dom glansrijk doorstaan.
Het opschrift van de klok verraadt haar functie als grootste Patroonsklok het oproepen van de levenden én overluiden van de doden. Bijzonder is dat de klok luidde na het uitspreken van de doodstraf. In dat geval werd niet de Banklok gebruikt!
In 1942 werd de klok op gezag van de Duitse bezetters gevorderd om te worden versmolten. Na de Tweede Wereldoorlog werd de klok in Hamburg teruggevonden, maar zou voorlopig niet terugkeren naar de Buurtoren. In 1961 werd ze geplaatst als luidklok in de zojuist gerestaureerde Jacobitoren. In 1992 verliet ze deze toren weer in het kader van het ‘Utrechts Klokkenplan’. Pas in 2002 keerde ze definitief terug op haar oude plaats in de Buurtoren.
Na terugkeer uit Duitsland bleek de klok te zijn gebarsten, de Rotterdamse Droogdok Maatschappij (RDM) laste de klok in 1948. Deze las hield geen stand en in 1995 werd de klok in Nördlingen wederom gelast.
foto: N.Stap
Klokgevens :
Slagtoon : Es1
Diameter : 127,5cm
Gewicht: 1223 kg
Een voortreffelijk verzorgde en gegoten klok met renaissance sier en gotische minuskels! Een topstuk van klokgietkunst waarmee klokgieter Anthonius de Borch zijn meesterschap bewijst. De herkomst van de klok stelt ons voor een raadsel. Van 1961 tot 1992 hing ze als luid- en halfuurslagklok in de Jacobitoren. Tot mei 1940 (of nog tot 1942?) hing ze centraal tegen het plafond van de koepel op de zuidelijke Nicolaïtoren. Daar functioneerde ze in ieder geval vanaf 1798 als uurslagklok tussen de 23 beiaardklokken van Hemony. Echter, ze maakte nooit deel uit van het Hemony-carillon omdat ze daarmee ronduit vals klonk. Dit was mede reden om de klok na de oorlog niet terug te plaatsen op de ‘Klaas’.
Over de vroegere herkomst van de klok tasten we in het duister. Bij de sloop in 1683 van de zuidelijke Janstoren werden de klokken verkocht. De grootste klok (2236 pond) zou door domheer Maarschalck zijn gekocht bestemd voor de kerk in Vleuten. De tweede klok (1617 pond) zou uurklok worden van de Nicolaïkerk. In 2002 werd de ‘kleine’-Maria-klok gewogen op 1223 kilo, wat heel goed overeenkomt met de ‘2236’ ponden. Verleidelijk is nu te veronderstellen dat men toch de grootste Janskerk-klok kocht en geplaatst heeft op de zuidelijke Nicolaïtoren. Hiermee houden we er rekening mee dat de stad Utrecht steeds als voorwaarde stelde dat bij verkoop van klokken dat deze binnen de muren van de stad bleven (voornaamste bron: D. van den Hul, blz. 45).
foto: N. Stap
Klokgevens :
Slagtoon : F1
Diameter : 120cm
Gewicht: 1053 kg
Dit is laatste klok die Jan Tolhuys voor Utrecht goot. Hij overleed twee jaar later in 1558. Zijn grafzerk in de Buurkerk bleef behouden. Andreas was de derde patroonheilige van de Buurkerk naast Maria en Michaël. De klok kent renaissancesier en -belettering. Eenzijdig is op de flank een beeltenis van Andreas geplaatst. Duidelijk is te zien dat Tolhuys zijn gietkunst na 1534 belangrijk heeft verbeterd. Het toeval wil dat zijn eerste en laatste Utrechtse klok naast elkaar hangen.
De klok verving de oude Lof-klok. Jaren later spraken de kerkmeesters nog van de Lof-klok waarmee ze dan de Andreas-klok bedoelden.
Gekozen is voor een traditioneel vormgegeven klok met enkele eigentijdse stijlkenmerken. Het profiel van de klok en alles wat er verder ‘op en aan’ moest komen is vooraf vastgelegd: lettertypen, sierranden, medaillons, klepelvorm en kroon.
In lijn met eeuwenoude tradities is de klok ‘op toon’ gegoten, d.w.z. dat de klok niet is » gestemd ». De Bertken heeft een kroon met zes kroonarmen en een klepel in de vorm van een ‘afgekloven appeltje’, zoals de bekende 16e eeuwse klokkengieter Geert van Wou (gieter van onder meer de Utrechtse Domklokken) ze ook maakte.
Gegevens van de UKG-gildeklok:
[Gegevens: Henk J. Scholte – mei 2002] |
![]() Vooraanzicht UKG-gildeklok “Bertken” [Ontwerptekening: Henk J. Scholte © 2003] |
Op 23 juli 2004 is de “Bertken” gegoten bij de Koninklijke Klokkengieterij Petit & Fritsen in Aarle-Rixtel.
Tekst op de klok
Klokken hebben vrijwel altijd een tekstopschrift, volgens eeuwenoude traditie geplaatst in een tekstrand op de schouder van de klok. In deze tekst spreekt de klok over zichzelf. De tekstrand wordt verfraaid met een staande (boven) en een hangende (onder) sierrand. Daarnaast bevat de tekstrand meestal ook de gegevens van de klokkengieter en het gietjaar. Bij de Bertken zijn deze gegevens geplaatst rond het medaillon op de achterzijde van de klok. Daarom kan de kloktekst op de Bertken de hele tekstrand vullen en doorlopend worden gelezen.
Wij hebben onze luid(st)ers gevraagd voorstellen te doen voor een toepasselijke (doorlopende) tekst voor onze gildeklok Bertken. Uit de ingezonden suggesties werd een vierdelige tekst gekozen, ontworpen door Harriët Teijen. Je kunt bij elk deel beginnen met lezen; het vormt toch steeds een geheel:
Bertken luidt mijn naam
Mijn buur steeds toegewijd
Mijn stem in brons gevangen
Hier gekluisterd voor altijd
Klokkenluid(st)ers snijden zelf de letters voor de kloktekst
Op 20 maart 2004 gingen de luid(st)ers van het Utrechts Klokkenluiders Gilde met wasplaat en scherpe mesjes aan de slag om voor het wasmodel van de Bertken in de z.g. » ‘valse klok’ » zelf de letters voor deze tekst te snijden. Dat geeft de Bertken een nog persoonlijker karakter als UKG-gildeklok. De letters zijn gemodelleerd naar voorbeeld
van letters die Jan Tolhuys – de gieter van twee van de drie kerkklokken in de Buurtoren – maakte voor zijn klokken.
Ontwerp voor de sierranden
Uit de binnengekomen ideeën voor de vormgeving van de sierranden (boven en onder de tekstrand) is gekozen voor de suggestie van Rob Vugts: een gecombineerde afbeelding van touw en lelies. Henk Scholte – onze architect – heeft dit uitgewerkt. De sierranden zijn identiek, maar ten opzichte van elkaar gespiegeld: in de staande sierrand (boven de tekstrand) wijzen de lelies omhoog, in de hangende sierrand (onder de tekstrand) wijzen de lelies naar beneden.

Foto: Rob Huibers.
Zie voor meer informatie de pagina van het Bertken-project.
Klokgevens :
Slagtoon : C2
Diameter : 73,8cm
Gewicht: 259,5 kg
De Pontianus & Agnes is een van de zogenaamde jeugdklokken. Deze klokken zijn gegoten op initiatief van de jeugdleden van het UKG. Zie voor meer informatie over dit project de projectpagina.
Klokgevens :
Slagtoon : Des2
Diameter : 69cm
Gewicht: 207 kg
De Catharina Amalia is een van de zogenaamde jeugdklokken. Deze klokken zijn gegoten op initiatief van de jeugdleden van het UKG. Zie voor meer informatie over dit project de projectpagina.
naam klok | slagtoon | luid! |
Banklok | Bes0 | |
Waakklok | A1 | |
(Grote) Maria | Des1 | |
(Kleine) Maria | Es1 | |
Andreas | F1 | |
Bertken | As1 | |
Pontianus & Agnes | C2 | |
Catharina Amalia | Des2 |
Luidplek informatie
meer over de buurkerk