Ophanging klokken
Er zijn grofweg twee manieren hoe klokken opgehangen zijn. We gaan er natuurlijk van uit dat dit met de hand gebeurt.
1. Met vliegende klepel.
De klok hangt aan een rechte as. Het draaipunt van de klepel ligt onder het draaipunt van de luidas. Zie de afbeelding hiernaast.
Tijdens het luiden vliegt de klepel tegen de bovenrand van de klok aan.
2. Met vallende klepel.
De klok hangt aan een gekrukte as. Het draaipunt van de klepel ligt gelijk aan of hoger dan het draaipunt van de krukas. Zie de afbeelding hiernaast.
Tijdens het luiden valt de klepel op de onderrand van de klok.
Qua klank is vliegend luiden het mooist. De klepel heeft een heel korte contacttijd.
Daardoor krijg je veel galm.
Wat de krachten betreft, is vallend luiden beter. Doordat de klok in een krukas
hangt, komen er minder zwaaikrachten op de toren te staan. Vooral als een zware
klok hoog in een toren hangt, kan het beter zijn om deze gekrukt op te hangen,
omdat er anders schade aan de toren zou kunnen ontstaan! Desondanks blijft ons
standpunt, als het enigszins mogelijk is: vliegend luiden!
De twee klokken van de Geertekerk in Utrecht hingen tot 2006 gekrukt, met vallende klepel; op initiatief van het UKG zijn ze in dat jaar opnieuw opgehangen, nu met rechte as en vliegende klepel.
Het klankverschil is goed te horen in de volgende vier opnames.
Met rechte as klinkt de Ghertrut nu zo.
Vóór 2006 klonk de klok met gekrukte as zo.
Zo klinkt de Jesus Maria Johannes nu, met rechte as.
Vóór 2006 klonk de klok met gekrukte as zo.
Meer info op wikipedia. Zie ook de publicatie “Luidklokken en beiaarden; aanbevelingen en tips inzake bescherming, onderhoud en restauratie” van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2001).